Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom wordt van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, die [67]lastering spreekt [68]tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, [69]in stukken gehouwen worde, en zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; want er is geen ander God, [70]Die alzo verlossen kan. 67. Of, dwaling, of vergrijping spreekt; dat is, een ijdel, lichtvaardig en dwalend woord spreekt, die zich met woorden tegen den God van Sadrach, enz., vergrijpt; hoeveel meer die een smadelijk of lasterlijk woord zouden gesproken hebben? 68. Hij doet den waren God die eer nog niet, die hij zijn beeld of afgod gedaan heeft, bevelende allen volken en natien het aan te bidden. Van den waren God gebiedt hij alleen, dat men geen kwaad van Hem spreken en Hem niet lasteren zou; ook noemt hij den waren God niet zijn God, maar den god van Sadrach, enz. Waaruit af te nemen is dat Nebukadnezar zijne afgoden niet verlaten heeft, maar de schrik en vrees hebben hem deze belijdenis uitgeperst. Dit blijkt ook uit hfdst.4:; want toen hij wederom een droom had, heeft hij de Chaldeen en tovenaars wederom aangezocht om de uitlegging daarvan te hebben. 69. Zie boven hfdst.2 vs.5. 69. zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; Zie boven hfdst.2 vs.5. 70. Namelijk, zo wonderlijk, zo snel, zo machtig. Anders: die verlossen kan gelijk deze.